-
1 zich wentelen
draiDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > zich wentelen
-
2 rouler
rouler [roelee]♦voorbeelden:la vie humaine roule sur des probabilités • het leven hangt van toevalligheden aan elkaarII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rollen ⇒ oprollen, draaien, doen rollen♦voorbeelden:rouler en boule • tot een prop maken¶ rouler les ‘r’ • de ‘r’ laten rollen♦voorbeelden:scène à se rouler par terre • scène om je dood te lachenv1) rollen2) rijden, lopen3) slingeren [schip]4) zwerven5) gaan (over), draaien (om) -
3 wälzen
wälzen♦voorbeelden:1 zich wentelen ⇒ (zich) draaien, (zich) rollen♦voorbeelden:1 sich hin und her wälzen • heen en weer draaien, liggen woelen -
4 wallow
n. rond rollen; plaats om te rond rollen (voor varkens, vee, etc.)--------v. waden, baden, rollen (in de modder); genietenwallow1[ wolloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (modder)poel/plas 〈bijvoorbeeld van varkens; ook figuurlijk〉————————wallow2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
5 welter
n. zware ruiter; iem. uit het weltergewicht; harde klap; verwarring, baaierd, chaos; mengelmoes--------v. wentelen, rollen; in bloed liggend; in iets verdiept zijnwelter1[ weltə] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉1 mengelmoes ⇒ enorm aantal, enorme hoeveelheid————————welter2〈 werkwoord〉 -
6 drai
draaien [v], keren [v], omdraaien [v], ronddraaien [v], wenden [v], wentelen [v], zwenken; draaien, ronddraaien, zich keren [v], zich wentelen [v], zwenken, zwieren -
7 drai
draaien [v], keren [v], omdraaien [v], ronddraaien [v], wenden [v], wentelen [v], zwenken; draaien, ronddraaien, zich keren [v], zich wentelen [v], zwenken, zwieren -
8 vautrer
-
9 twist
n. draai, vlecht, lont, touw; verdraaiing, verbuiging--------v. vlechten, draaien; verdraaien, verkrommentwist1[ twist] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:a strange twist of events • een vreemde wending der gebeurtenissengive someone's arm a twist • iemands arm omdraaiengive the truth a twist • de waarheid een beetje verdraaien————————twist2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 verdraaien ⇒ verwringen; vertrekken 〈 gezicht〉; verrekken 〈 spier〉; verstuiken 〈 voet〉; verbuigen 〈 sleutel〉; omdraaien 〈 arm〉6 wringen ⇒ af/uitwringen♦voorbeelden: -
10 wühlen
wühlen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 woelen, wroeten, graven2 voortwroeten, -ploeteren♦voorbeelden: -
11 kullern
kullern〈 informeel〉1 rollen, rollebollenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zich rollen, zich wentelen ⇒ buitelen, tuimelen♦voorbeelden: -
12 suhlen
suhlen, sich -
13 rollen
rollen♦voorbeelden:das Schiff rollte • het schip slingerde hevig heen en weerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (zich) rollen ⇒ zich rondwentelen, buitelen3 zich oprollen ⇒ om-, opkrullen♦voorbeelden:das Haar rollt sich zu Locken • het haar valt in lokken, krult -
14 wenden
wenden〈 haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:seine Aufmerksamkeit auf eine Sache wenden • zijn aandacht op iets vestigendie Gefahr von jemandem wenden • het gevaar van iemand afwenden2 viel Geld, Zeit an, auf eine Sache wenden • veel geld, tijd aan iets besteden♦voorbeelden:der Wind wendet sich • de wind draaitsich an jemanden wenden • zich (met een verzoek, vraag) tot iemand wendensich zu jemandem wenden • zich naar iemand toekerensich zum Bösen, Schlimmen wenden • (zich) verslechteren -
15 валяться в грязи
vgener. zich in het slijk wentelen -
16 оборачиваться
vgener. wentelen, zich omkeren -
17 wallow in the mud
-
18 fange
-
19 graviter
-
20 se vautrer dans la fange
se vautrer dans la fangeDictionnaire français-néerlandais > se vautrer dans la fange
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Пенджабский
- Русский
- Французский